REFLECTIVE NOTE - EDITIE (1)2
Michiel Bodt kan gerust een sociaal-ondernemerschap goeroe worden genoemd. Al tijdens zijn studie richtte hij Stichting Move op, een sociale onderneming die studenten inzet om samen met kinderen de leefomgeving in hun regio te verbeteren. Daarna heeft Michiel initiatieven zoals de Social Impact Factory en de Social Enterprise Day mede opgericht. Verder werkt hij als consultant bij Kirkman Company om meer organisaties tot sociale ondernemingen te transformeren. Zijn ambitie? Om sociaal ondernemerschap tot een pleonasme te laten verwoorden! Bodt reflecteert vanuit zijn kennis van en ervaring met sociaal-ondernemerschap op het artikel: Ten Broeke, P. (2017) Sociale firma's, goed werk. Drie notes voor practitioners. Public Note, 1(2), 28-32. |
Sociale firma’s, social entrepreneurs, sociaal ondernemingen, betrokken ondernemingen, maatschappelijk verantwoorde ondernemingen, inclusieve ondernemingen of circulaire ondernemingen, wat mij betreft zijn het allemaal omschrijvingen van hetzelfde. Het gaat om de beweging waarbij ondernemerschap en maatschappelijke impact hand in hand gaan. Het is een werkwoord waarbij duidelijk wordt dat je met behulp van een goed verdienmodel, maatschappelijke thema’s kan oppakken en daarmee geld kan verdienen.
Dit vraagt aanpassingsvermogen van enerzijds de puur maatschappelijke en charitatieve sector naar meer ondernemerschap, en anderzijds van de puur commerciële sector naar meer maatschappelijke impact. Het gaat om het aanjagen van de beweging waarbij we toewerken naar een tijd waarbij sociaal ondernemerschap de standaard en het nieuwe normaal is.
Pieter zoomt in op organisaties die het maatschappelijk probleem van arbeidsparticipatie aanpakken (mijn inziens zijn sociale firma’s niet alleen ondernemers die mensen met een afstand van de arbeidsmarkt weer naar werk helpen maar alle ondernemers die een maatschappelijke thema aanpakken). Het valt mij op dat veel van de door de theorie omschreven ‘belangrijke aspecten van het leiden van een sociale firma’ van toepassing zijn op elke onderneming. Elke ondernemer moet goed nadenken over hoe hij zijn medewerkers vrijheid biedt zonder ze te laten zwemmen, hoe hij zijn medewerkers blijft bijscholen of uitdagen en hoe hij zijn medewerkers passend werk biedt in een veilige organisatiecultuur. Kijk naar het thema passend werk. Misschien moet je bij ‘doelgroepers’ meer aandacht besteden aan jobcarving. Maar eigenlijk ben ik van mening dat elke ondernemer meer uit zijn medewerkers haalt als hij de persoon centraal stelt in plaats van de functie. Met betrekking tot werving en selectie van de mensen die bij een sociale firma werken kan ik me voorstellen dat dit inderdaad anders verloopt dat bij een ‘reguliere’ onderneming. Een sociale firma werkt namelijk met een specifieke doelgroep, dit vraagt een andere aanpak.
Volgens mij zijn sociale firma’s geen aparte sector. We moeten niet denken in ‘doelgroepers’ en ‘bijzondere ondernemers’. We streven naar een wereld waarin elke ondernemer maatschappelijk impact maakt. De huidige sociale firma’s laten zien dat je daarvoor ‘gewoon ondernemer’ moet zijn. De werkwijze van de sociale firma’s komt op heel veel punten overeen met de werkwijze van ‘reguliere ondernemers’. Mijn inziens onderbouwt dat mijn geloof en missie: Over vijf jaar is sociaal ondernemerschap een pleonasme.
Dit vraagt aanpassingsvermogen van enerzijds de puur maatschappelijke en charitatieve sector naar meer ondernemerschap, en anderzijds van de puur commerciële sector naar meer maatschappelijke impact. Het gaat om het aanjagen van de beweging waarbij we toewerken naar een tijd waarbij sociaal ondernemerschap de standaard en het nieuwe normaal is.
Pieter zoomt in op organisaties die het maatschappelijk probleem van arbeidsparticipatie aanpakken (mijn inziens zijn sociale firma’s niet alleen ondernemers die mensen met een afstand van de arbeidsmarkt weer naar werk helpen maar alle ondernemers die een maatschappelijke thema aanpakken). Het valt mij op dat veel van de door de theorie omschreven ‘belangrijke aspecten van het leiden van een sociale firma’ van toepassing zijn op elke onderneming. Elke ondernemer moet goed nadenken over hoe hij zijn medewerkers vrijheid biedt zonder ze te laten zwemmen, hoe hij zijn medewerkers blijft bijscholen of uitdagen en hoe hij zijn medewerkers passend werk biedt in een veilige organisatiecultuur. Kijk naar het thema passend werk. Misschien moet je bij ‘doelgroepers’ meer aandacht besteden aan jobcarving. Maar eigenlijk ben ik van mening dat elke ondernemer meer uit zijn medewerkers haalt als hij de persoon centraal stelt in plaats van de functie. Met betrekking tot werving en selectie van de mensen die bij een sociale firma werken kan ik me voorstellen dat dit inderdaad anders verloopt dat bij een ‘reguliere’ onderneming. Een sociale firma werkt namelijk met een specifieke doelgroep, dit vraagt een andere aanpak.
Volgens mij zijn sociale firma’s geen aparte sector. We moeten niet denken in ‘doelgroepers’ en ‘bijzondere ondernemers’. We streven naar een wereld waarin elke ondernemer maatschappelijk impact maakt. De huidige sociale firma’s laten zien dat je daarvoor ‘gewoon ondernemer’ moet zijn. De werkwijze van de sociale firma’s komt op heel veel punten overeen met de werkwijze van ‘reguliere ondernemers’. Mijn inziens onderbouwt dat mijn geloof en missie: Over vijf jaar is sociaal ondernemerschap een pleonasme.